In zijn nieuwste column werpt PDC-statisticus Christopher Kempf
een diepgaande blik op de meest effectieve "cover shooters" in het darts: de spelers die het beste presteren wanneer ze besluiten af te wijken van de traditionele route via de triple 20. Het Nederlandse supertalent
Gian van Veen blijkt dit het beste te kunnen.
Afgelopen weekend stonden de huidige wereldkampioen (Luke Littler) en jeugdwereldkampioen (Gian van Veen) tegenover elkaar in een krachtmeting die liet zien hoe belangrijk switchen tegenwoordig is. Littler, die normaal bekend staat om zijn indrukwekkende reeks 180’s, wist er dit keer slechts twee te gooien in elf legs. Van Veen daarentegen gaf een ware masterclass in variatie en scorend vermogen.
Met een gemiddelde van bijna 111 – en slechts één 180 meer dan Littler – blonk Van Veen vooral uit in zijn timing en precisie bij het switchen. Met zijn tweede dart raakte hij 50% van zijn triple 20-pogingen, en maar liefst 75% van de overige triples, inclusief een perfecte 100% score op triple 18. Littler daarentegen raakte slechts vijf van zijn zestien pogingen buiten de 20.
Uiteindelijk eindigde Van Veen’s indrukwekkende run in München pas tegen Michael van Gerwen, ironisch genoeg de man wiens spel bij uitstek gebouwd is op het switchen tussen triples.
Waar cameramensen vroeger tijdens wedstrijden vrijwel continu op de triple 20 konden blijven inzoomen, is dat tegenwoordig wel anders. In de WK-finale van 1983 werd slechts 5% van de darts op andere triples gegooid – vaak alleen in aanloop naar een finish.
Maar tijden zijn veranderd. In de huidige Premier League zijn er zeven spelers (alleen Stephen Bunting uitgezonderd) die bij meer dan 15% van hun worpen kiezen voor een andere triple dan 20. Switchen is uitgegroeid tot misschien wel de belangrijkste strategische verandering in darts sinds het tijdperk van Bristow en Deller.
En het zijn vooral de jonge spelers die deze techniek volledig hebben omarmd. Slechts twee actieve topdarters – Peter Wright en Jonny Clayton – gooien minder dan 10% van hun darts op "kleinere" triples, en beiden zijn inmiddels de 50 gepasseerd.
Van Veen als boegbeeld van de nieuwe generatie
Geen enkele speler scoort gemiddeld meer punten per dart op de triples 17 t/m 19 dan ‘GVV The Giant’: 35,18 punten per worp. Hoewel Gary Anderson en Wesley Plaisier in deze situaties iets nauwkeuriger zijn, is de consistentie van Van Veen ongeëvenaard.
Belangrijker nog: het gaat in deze context niet om wie het vaakst een triple raakt, maar om wie het meeste rendement haalt uit zijn darts. En dat is precies waar Van Veen uitblinkt. Gemiddeld scoort hij drie punten meer dan Littler per "switchbezoek" van twee darts.
Van Gerwen: koning van de triples, maar ingehaald door de tijd
Michael van Gerwen bezit nog steeds het record voor meeste triple 19’s in een televisiepot (85, WK 2019). Maar hoewel hij met 34,34 punten per dart nog steeds tot de elite behoort, zijn de verschillen met zijn concurrenten kleiner geworden.
Van Gerwen is in 2025 de speler met de meeste bezoeken waarbij hij één dart op triple 20, één op triple 19 en één op triple 18 gooit, een teken van zijn veelzijdigheid, maar ook van zijn afhankelijkheid van het switchen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit zijn 19 scores van 134 punten in de WK-finale tegen Littler.
Toch is Van Gerwen nog geen "switch-verslaafde" zoals Rob Cross, bij wie meer dan een kwart van alle darts richting de triples 17 t/m 19 gaat. Cross’ nauwkeurigheid (41,3%) op deze triples is echter lager dan die van Van Gerwen, Littler én Luke Humphries.
Het aandeel darts op de kleinere triples zegt echter niet alles. Bij spelers als Cross of Van Gerwen kan het ook een teken zijn van moeite met groeperen op de triple 20. Van Veen gooit "slechts" 17,7% van zijn darts op de kleinere triples – net onder het PDC-gemiddelde – en dat is waarschijnlijk precies waar zijn kracht ligt: effectief switchen wanneer het nodig is, zonder er afhankelijk van te worden.