De ogen van dartsliefhebbers zijn vaak gericht op het enorme prijzengeld dat op het spel staat tijdens het PDC WK Darts, zeker sinds het nieuws dat de prijzenpot in 2026 wordt verdubbeld. Toch ziet lang niet iedere deelnemer daar veel van terug op zijn bankrekening. Voormalig PDC-prof Matthew Edgar gaf daar recent een opvallend inkijkje in.
De Engelsman, bekend van zijn optredens op het wereldkampioenschap in 2019, 2020 en 2021, deelde op TikTok hoe weinig sommige spelers onderaan de ladder eigenlijk overhouden aan hun deelname. Waar spelers als Luke Littler vorig jaar een half miljoen pond mochten incasseren voor het winnen van het toernooi, en in de toekomst zelfs tot één miljoen pond kunnen verdienen, ziet de realiteit er voor een deel van het deelnemersveld heel anders uit.
Edgar kwam tijdens zijn drie WK-deelnames in totaal uit op een bedrag van 30.000 pond aan prijzengeld, verdeeld over twee keer 7.500 pond en één keer 15.000 pond. Dat klinkt op papier niet slecht, maar volgens de Brit blijft er na aftrek van verplichte bijdragen en belastingen weinig van over.
Zo legt Edgar uit dat elke speler automatisch twee procent van het prijzengeld moet afstaan aan de PDC om überhaupt onderdeel van de tour te mogen zijn. Daarnaast betaalt iedere tourkaarthouder jaarlijks 500 pond aan contributie. In de praktijk hield Edgar van de 7.500 pond die hij één jaar verdiende slechts 6.800 pond over na aftrek van de PDC-heffing. Vervolgens ging er nog belasting van af, waardoor er uiteindelijk slechts zo’n 5.200 pond op zijn rekening terechtkwam.
Het verschil tussen de absolute top en de rest van het deelnemersveld blijft dus groot, zelfs op het grootste podium van de dartswereld. Edgar, die tegenwoordig uitkomt in toernooien buiten de PDC-structuur, benadrukt daarmee hoe uitdagend het is om als professionele darter financieel rond te komen wanneer je niet structureel de eindfases van grote toernooien weet te bereiken.