In Northampton, tijdens een ontspannen exhibitieavond, was
Joe Cullen opvallend openhartig over zijn huidige vorm, zijn frustraties en zijn veranderde relatie met de sport die hem groot maakte. 'The Rockstar’ kwam net van een reeks Players Championships en was – zoals zo vaak aan het einde van het jaar – midden in een hectische periode vol toernooien, reisdagen en commerciële verplichtingen. Toch nam hij uitgebreid de tijd om terug te kijken én vooruit te blikken.
Exhibities als adempauze
Cullen geniet zichtbaar van avonden zoals deze. Exhibities zijn voor veel topdarters een welgekomen afwisseling in de lange kalender, en voor Cullen is dat niet anders. “Je voelt geen druk zoals op de Pro Tour,”
vertelt hij. “Je kunt een beetje lachen, je kunt ontspannen, en je ziet hoe erg de fans ervan genieten. Dat maakt het leuk. En eerlijk: soms heb ik deze avonden nodig om een beetje ritme te houden.”
Ondanks dat plezier blijft de ondertoon serieus: de vorm is wisselend, en dat frustreert hem. “De ene dag voel ik me geweldig, de volgende dag gooi ik verschrikkelijk,” zegt Cullen zonder omwegen. “Ik weet soms niet hoe ik ga spelen als ik het podium op stap.”
Hij haalt een pijnlijk voorbeeld aan: “Tegen Ricky Evans op de European Tour voelde ik me fantastisch vooraf. Beter dan in lange tijd. Daarna gooide ik misschien wel het slechtste van het seizoen. Dat vat mijn jaar perfect samen.”
Toch pakte Cullen dit jaar twee titels – een opmerkelijke statistiek als je bedenkt hoe ontevreden hij zelf over zijn vorm is. “Er zijn jongens die heel consistent zijn geweest, maar geen titel hebben gepakt. Ik ben liever constant, maar ik heb wél twee titels. Dus het zit ergens nog steeds in me.”
De Grand Slam of Darts en een falend kwalificatiesysteem
Cullen miste opnieuw de Grand Slam of Darts, een toernooi waarmee hij een “liefde-haatrelatie” heeft. Hij was niet verbaasd, maar wel kritisch: “De PDC weet dat de criteria niet goed werken. Ze konden het dit jaar niet meer aanpassen, maar volgend jaar gaan ze het doen – dat moet ook.”
Met de uitbreiding naar 48 spelers en 16 groepen verwacht Cullen dat de wereldtop 16 automatisch groepshoofden worden. “Dat zou logisch zijn. Maar hoe je de rest invult? Geen idee. Het is afwachten wat de PDC beslist, al doen ze het meestal goed.”
Een terugkerend discussiepunt in het circuit is de bescherming van de top 16-spelers in bepaalde toernooien. Cullen heeft beide kanten ervaren – jarenlang binnen de elite, nu daarbuiten. “Het is fifty-fifty,” zegt hij. “Ja, de top 16 verdient bescherming. Maar het is ook waar dat ze nu meer beschermd worden dan vroeger. Toen ik in de top 16 stond, was dat minder.”
Toch ziet hij vooral dat de reglementen moeilijk iedereen tevreden kunnen stellen. “De spelers die nét naast kwalificatie grijpen, zijn altijd het luidst.”
De realiteit: iedereen is met zichzelf bezig
Op de vloer gaat het gesprek nauwelijks over grote namen die toernooien missen. Niet over Michael van Gerwen die Minehead niet haalt, niet over Luke Humphries of Nathan Aspinall die even leken te struggelen. “Niemand maalt er echt om,” zegt Cullen nuchter. “We zijn allemaal egoïstisch in deze sport. Ik wil dat mijn vrienden het goed doen, maar uiteindelijk denk ik alleen aan mezelf – en zij ook.”
Veel spelers krijgen kritiek dat ze Pro Tours overslaan, maar Cullen nuanceert dat: “De fans denken dat toppers weinig spelen, maar ze spelen echt voldoende. Soms meer dan mensen denken.”
Controverse rond Hildesheim
Cullen en Johnny Clayton kregen eerder flinke kritiek omdat ze Hildesheim – een veelgebruikte locatie voor Pro Tours – als “oninteressant” of “vervelend” bestempelden. Maar volgens Cullen zijn ze lang niet de enigen die er zo over denken. “Ik denk dat 19 van de 20 Britse topspelers hetzelfde vinden, maar het niet hardop zeggen. Dat is niet erg: als je niet wil gaan, hoef je niet te gaan. Zo werkt de PDC al jaren.”
De ironie ontgaat hem niet: “Ik heb Hildesheim afgebrand, en toen won ik er een titel om me te plaatsen voor de World Grand Prix. Dat hebben mensen me vaak genoeg laten weten.”
De liefde voor het spel kwijtgeraakt
Misschien wel het meest opvallende moment van het gesprek is wanneer Cullen spreekt over zijn passie voor darts – of het gebrek daaraan. “Ik geniet niet meer zoals vroeger,” zegt hij met een zeldzame openheid. “Ik keek vroeger uit naar toernooien. Nu kijk ik vooral uit naar gezelligheid met de jongens. Dat is niet goed als je de top wilt halen.”
De oorzaken zijn persoonlijk en hebben zowel met het bord als met het privéleven te maken. “Er zijn jongens met minder talent dan ik, maar die honderd keer meer honger hebben. Dat voel je in wedstrijden. Dan heb ik het moeilijk.”
Hij noemt Wessel Nijman als voorbeeld van een speler die “van het spel houdt en dat uitstraalt”. De opkomst van Luke Littler heeft volgens Cullen het enthousiasme in de jeugd nog verder aangewakkerd. “Je kunt tegenwoordig miljoenen verdienen als je goed genoeg bent. Dat trekt een hele generatie aan.”
Is het vuur definitief gedoofd?
Wanneer hem gevraagd wordt of het nog terug kan komen, aarzelt hij: “Het is niet weg, het is meer… slapend. In het WK-duel met Wessel voelde ik het ineens weer. Maar dat kun je niet elke wedstrijd oproepen, zeker niet op een willekeurige vloerwedstrijd in Leicester.”
Hij wil terug naar een balans tussen vloertoernooien en tv-wedstrijden: “Ik moet dat midden vinden. Vroeger was ik goed op de vloer en slecht op tv, later precies andersom. Nu moet ik allebei weer combineren.”
WK in zicht – en urgentie
Met de Players Championship Finals als eerstvolgende grote opdracht begint zijn focus langzaam te verschuiven naar Alexandra Palace. Hij verdedigt flink prijzengeld en beseft dat hij moet leveren: “35.000 pond is veel. Ik moet scherp zijn. Misschien helpt een zware loting me wel – dat zet me op scherp.”
Exhibities zoals in Northampton helpen hem ritme houden. “Als ik twee weken vrij ben, oefen ik te weinig. Dat weet ik van mezelf.”
De kalender van 2026 bevat nieuwe Euro Tour-bestemmingen, zoals Krakau, en daar kijkt Cullen naar uit. “Iedereen die ik spreek is lovend over Polen. Ik neem mijn vrouw mee. We willen ook Auschwitz bezoeken – dat staat al lang op mijn lijst.”
Maar hij weet ook dat hij volgend jaar scherp moet beginnen: “Ik verdedig veel. Ik kan me geen slechte start permitteren.”